laatste wijziging: 27-09-2019

806a 1908-1961 Merleau-Ponty

TO DO


Maurice Merleau-Ponty (1908-1961) richt zich op een nieuwe bepaling van de verhouding van natuur en bewustzijn in de mens.

Hij richt zich zowel tegen een naturalistische zienswijze, die de menselijke fenomenen van buitenaf causaal verklaart, als tegen een kritische visie, die alles van binnenuit door het zuiver bewustzijn begrijpen wil. Hiertegenover wijst hij op een “vierde dimensie”, die de levendige betrekking tussen natuur en bewustzijn ontsluiert. In “De structuur van het gedrag” laat hij zien dat het gedrag noch als een louter complex van lichamelijke mechanismen, noch als een zuiver geestelijke activiteit begrepen kan worden. Het gedrag dient eerder te worden beschreven in termen van structuur en vorm, die de werkelijkheid omvattend organiseren. “Structuur (is) de onlosmakelijke verbinding tussen een idee en een bestaan, het contingente arrangement, waardoor materie voor onze ogen een zin aanneemt…”

De “Fenomenologie van de waarneming” toont, hoe onze verhouding tot de wereld, voor alle wetenschappelijke objectivering, op de oneindig open horizon van de waarneming betrokken is. Het bewustzijn neemt geen onbevooroordeeld waarnemingsstandpunt in, maar is altijd een geëngageerd bewustzijn, omdat het op het contact met de wereld blijft aangewezen. Ook hier wordt de onlosmakelijke verbinding van bewustzijn en lichaam benadrukt. De ervaring van ons eigen lichaam bevat zo een onophefbare dubbelzinnigheid (ambiguïteit), omdat het noch een zuiver ding noch een zuiver bewustzijn is.

In zijn late werk (“Het zichtbare en onzichtbare”) gaat Merleau-Ponty in de richting van een nieuwe ontologie. Het domein tussen subject en object wordt nu in het zijn zelf gezocht. Zo spreekt hij bijvoorbeeld van ‘het vlees van de wereld’. De mens staat niet tegenover de wereld, maar is deel van haar vlees, waarin de structuren, de zin, en het zichtbaar worden van alle dingen zijn gefundeerd. Het zijn toont zich niet in zijn volheid aan de mens: het onttrekt zich aan een volledige transparantie. Deze grens van de ervaring wordt verduidelijkt door de verbinding van het zichtbare en onzichtbare. Het onzichtbare is niet een nog-niet-gezien-zijn, maar een principiële verborgenheid, die in bet zien zelf is gefundeerd. Een object is gegeven tegen de achtergrond van dat wat er niet van gezien wordt (een object dat tegelijk vanuit alle perspectieven wordt gezien is een absurditeit, een onding); tot een schilderij behoort dat wat de schilder niet toont; een zin wordt begrijpelijk tegen de achtergrond van dat wat al gezegd is en waarover hij zwijgt. Dit oneindige zijn achter ons noemt Merleau-Ponty het ruwe of wilde zijn, dat zich aan elke ordenende greep onttrekt.