laatste wijziging: 01-11-2017

263a 360 v C – 270 v C Pyrrho

BRONNEN:

Pyrrho van Elis was de grondlegger van het pyrronistisch scepticisme. Pyrrho heeft zelf nooit zijn gedachten neergeschreven en zijn leer is dan ook overwegend bekend door de satirische geschriften van zijn leerling Timon van Phlius.

Het belangrijkste principe in zijn werk is het begrip “Acatalepsia”, wat inhoudt dat het onmogelijk is de dingen te kennen in hun eigen natuur. Tegen elke propositie kan het tegendeel met evenveel redelijkheid gesteld worden. Uit deze gevolgtrekking concludeert hij dat we een houding van opschorting van alle oordelen moeten nastreven. Geen enkele aanname is immers beter dan een andere. Dit principe van opschorting van alle oordelen moet volgens Pyrrho niet enkel toegepast worden in het theoretische denken, maar ook in het dagelijkse leven.

Pyrrho concludeert dat aangezien niets gekend kan worden, de enige juiste houding de “Ataraxia” is, de onbezorgheid of vrijheid van bezorgdheid. Dat Pyrrho zijn eigen leer erg letterlijk opvatte en in de praktijk toepaste, wordt beschreven door Diogenes Laërtius. Die meldt dat Pyrrho tijdens het wandelen nooit aan de kant ging voor objecten of personen die zijn weg blokkeerden, volgens hem kon men immers niet zeker zijn dat de dingen er werkelijk waren. Hij moest daarom steevast door zijn leerlingen bijgestaan worden om geen ongelukken te veroorzaken. Deze getuigenis moet waarschijnlijk met een grote korrel zout genomen worden.

De onmogelijkheid van kennis, zelfs ten aanzien van onze eigen onwetendheid of twijfel, zou tot gevolg moeten hebben dat de wijze man zich in zichzelf zal keren, om zo de stress en emotie te vermijden die gepaard gaan met het wedijveren van de kennis, wat in feite niet meer is dan verbeelding. Dit radicale scepticisme is de eerste en meest grondige vertegenwoordiging van het agnosticisme ten aanzien van de kennis. De ethische implicaties ervan kunnen vergeleken worden met het ideaal van onbezorgdheid dat centraal staat bij de Stoa en in het Epicurisme.

De juiste methode van de wijze is volgens Pyrrho dat hij zichzelf drie vragen stelt.

  1. Eerst moet hij zich de vraag stellen wat de dingen zijn en hoe ze zijn opgebouwd.
  2. Ten tweede moet hij zich afvragen hoe de mens verbonden is met de dingen.
  3. Ten derde moet de wijze mens zich afvragen hoe onze houding ten aanzien van de dingen moet zijn.

Op de eerste vraag kunnen we niets antwoorden aangezien we geen kennis hebben, ook niet over de dingen. We weten enkel hoe de dingen aan ons verschijnen, over de eigenlijke innerlijke natuur van de substanties zijn we onwetend.

Hetzelfde ding kan op een andere manier verschijnen bij verschillende mensen en daarom is het onmogelijk om te weten welke mening de juiste is. De diversiteit aan meningen onder wijzen, maar ook onder de gewone mensen, zou hier het bewijs van vormen. Van elke aanname kan het tegendeel op even goede gronden plausibel zijn. Wat ook mijn eigen mening is, een ander, die net zo pienter en bekwaam is als ik, kan met evenveel recht een volledig tegenovergestelde mening verdedigen. Hieruit volgt dat de mens louter meningen kan hebben en dat zekere kennis buiten ons bereik ligt.

Bijgevolg moet onze houding ten aanzien van de dingen er één moeten zijn van complete opschorting van elk oordeel. We kunnen geen zekerheid hebben over de dingen, zelfs niet van de meest triviale dingen. Dit houdt ook in dat men geen waardeoordelen kan vellen. Zo kan niets goed of slecht, rechtvaardig of onrechtvaardig genoemd worden. Alleen wanneer we ons van elk waarde- of kennisoordeel onthouden, kunnen we volgens Pyrrho een gelukkig leven leiden.