laatste wijziging: 01-11-2017

550 1646-1716 Leibniz

De Duitse filosoof Leibniz is de derde van de grote drie rationalisten Descartes, Spinoza en Leibniz. Net als de andere twee gaat Leibniz uit van het aristotelische begrip substantie, de substantie is de drager van eigenschappen maar zelf geen eigenschap van iets anders. Niettemin verwierp Leibniz de opvatting van Spinoza dat er maar 1 substantie bestaat; hij meende dat er een oneindige hoeveelheid afzonderlijke substanties was, die hij ”monaden noemde.

In de logica liep hij vooruit op de moderne logica, aangezien hij een universele taal nastreeft, gebaseerd op een formele calculus, die op elke uitspraak, ongeacht de inhoud ervan, toepasselijk is. Zoveel mogelijk eenvoudige, algemene ideeën dienen zich in universele symbolen uit te drukken, die, op hun beurt, met concepten verbonden worden. Verdere regels dienen, naar het voorbeeld van wiskundige calculi, de verbinding van zulke uitdrukkingen mogelijk te maken. Het doel is om dwalingen voortaan in ‘rekenfouten’ op te lossen, respectievelijk strijdvragen op te helderen op grond van berekening.

Een monade is in een opzicht vergelijkbaar met de atomen van Democritus, maar verder eerder verwant met de geometrische punten van Pythagoras. Net als atomen zijn monaden de ultieme, ondeelbare elementen van de werkelijkheid, de bouwstenen van alle materiele dingen, maar zelf hebben ze geen uitbreiding en zijn ze niet uit materie opgebouwd. Leibniz komt met de volstrekt originele stelling dat een monade een psychologische entiteit is, soms, indien belichaamd in een mens, noemt hij ze `zielen’. Het fundament van de ‘monadologie’ van Leibniz is dat een monade een ondeelbare, onafhankelijke substantie is. Alles wat waar is van een monade zit erin en daarom kan er geen causale relatie tussen monaden bestaan (de invloed van Spinoza is hier duidelijk). Leibniz formuleerde dit punt logisch, hij zei dat bij elke ware propositie het predikaat in het subject besloten zit. Dat komt neer op het extreme standpunt dat elke waarheid een noodzakelijke waarheid is: een conclusie die Leibniz niet afschrikt en zelfs omhelst; hij zegt dat alles wat gebeurt, gebeurt omdat het noodzakelijk is en het is noodzakelijk omdat God ervoor gekozen heeft de beste van alle mogelijke werelden te maken. De dingen hadden alleen anders kunnen zijn als God ervoor gekozen had een andere mogelijke wereld werkelijkheid te maken.

In deze opvatting is persoonlijke identiteit een zeer star begrip. Julius Caesar had onmogelijk geen keizer van Rome kunnen zijn en u had niet dit boek niet kunnen lezen. Het ontkennen van die ware proposities over die mensen zou neerkomen op het wegnemen van iets essentieels dat hen maakt tot wie ze zijn. Deze opvatting vloeit logisch voort uit het concept van monaden. Latere filosofen hebben deze opvatting echter bijna eenstemmig verworpen, niet in het minst omdat ze geen ruimte voor vrije wil laat. Niettemin begint met het werk van Leibniz een nieuw en belangrijk debat over wat de criteria voor persoonlijke identiteit zijn. Als niet elke eigenschap van een individu essentieel voor zijn identiteit is, welke, als er al een is, dan wel? Filosofen hebben betoogd dat de persoonlijke identiteit, dat wat de Caesar die de Rubicon overstak dezelfde Caesar maakt die Rome binnentrok, de lichamelijke continuitief is; de continue geschiedenis in ruimte-tijd van het fysieke lichaam dat van de ene gebeurtenis naar de andere gaat. Deze opvatting kent echter 2 zwakke plekken:

  1. De cellen waaruit het lichaam bestaat worden elke 7 jaar volledig vervangen. Omdat Caesar 7 jaar na het oversteken van de Rubicon fysiek niet dezelfde is als de Caesar die overstak, moeten we een concept van lichamelijke continuitief bedenken zonder de fysieke samenstelling van het lichaam erbij te betrekken. Dat blijft een probleem.
  2. We  menen zowel juridisch als medisch dat iemand soms niet een en dezelfde persoon is, bijvoorbeeld na het oplopen van een ernstig psychologisch trauma. Er lijkt dus een element van psychologische identiteit nodig te zijn voor het concept van persoonlijke identiteit. Maar het vinden van een bruikbaar criterium voor psychologische identiteit is al even moeilijk als het vinden van een criterium voor persoonlijke identiteit. Het onderwerp blijft actueel in de ethiek, metafysica en psychologie.