laatste wijziging: 31-10-2017

757a 1857 – 1913 Ferdinand de Saussure

Ferdinand de Saussure  definieert taal “als een  systeem van tekens, waarvan de relaties in het abstracte kunnen worden bestudeerd.”

Tijdens zijn leven publiceerde hij weinig werk van belang, maar hij gaf les aan de universiteit van Geneve. Zijn colleges waren zo bijzonder dat zijn studenten hun aantekeningen van de drie jaar dat hij de colleges gaf verzamelden en ze in 1916 publiceerden onder de titel “Cours de linguistique generale” (cursus algemene linguïstiek), vaak aangeduid als de “Cours.” In de Cours definieert Saussure taal als een systeem van tekens waarvan de relaties in het abstracte kunnen worden bestudeerd of, zoals hij zegt, “synchronisch” in plaats van “diachronisch”, zonder verwijzingen naar enig specifiek, historisch gebruik van die taal.

Als taal als “een systeem van tekens” wordt gezien, vraagt dat om een definitie van “teken”. Saussure spreekt van de collatie van een woord met een concept. Als een teken in het spreken wordt gebruikt heeft het een tweeledig effect. Er is het fysische geluidspatroon – de betekenisdrager – die voortgebracht wordt door vocalisatie en de hersenen wordt ontvangen, en er is het concept of idee – de betekenis – waar het teken voor staat. Beide zijn “aanwezig in de geest” als resultaat van dezelfde spraakgebeurtenis. De betekenisdrager en de betekenis zijn onlosmakelijk verbonden; ze zijn als ‘de voor- en achterzijde van een vel papier. Wat heel belangrijk is in deze opvatting is dat de betekenis en betekenisdrager volledig gescheiden zijn van het gesproken woord, dat de oorzaak van de andere twee is, die psychologische gebeurtenissen zijn.

De relatie tussen het abstracte geluidspatroon en het concept waar dat voor staat is volgens Saussure volledig arbitrair. Maar de relatie tussen geluidspatronen in een bepaalde taal kunnen geabstraheerd en geschematiseerd worden. Saussure noemt die schematisering “langue” – het sociaal gedeelde systeem van tekens dat mensen gebruiken om te spreken.

Hij maakt onderscheid tussen “langue” en “parole”: de intentionele productie van een spraakhandeling.

Saussure meent dat we vervolgens taal kunnen analyseren door te kijken naar de interne relaties tussen tekens, door “langue” te analyseren. De rol van een teken in “langue” wordt niet gedefinieerd door zijn inhoud of positieve bijdrage, maar door de verschillen met andere tekens in het systeem.

Zo is de klank van de klinker in de Engelse woorden “Mary“,“marry“ en “merry“ alleen te identificeren door ze met elkaar te contrasteren. En zo staat het idee uitgedrukt in het woord “man“ tegenover “vrouw“, men kan niet tegelijk beide over hetzelfde subject zeggen, enzovoort.

Dit idee van negatieve interdefinitie in een gesloten netwerk vormde de basis voor de “structuralistische” beweging in de linguïstiek. Later in de twintigste eeuw leidde dit tot de “poststructuralistische” reactie met filosofen als Foucault en Derrida.

Foucault verwierp de aanname van Saussure dat we alle mogelijke relaties van een element kunnen definiëren. We kunnen alleen alle varianten bekijken die historisch zijn ontstaan in het taalgebruik. Daarom kan het structuralistische project om abstracte linguïstische structuren te definiëren niet uitgevoerd worden.