laatste wijziging: 01-11-2017

883 1947 – 0000 Nussbaum

Martha Nussbaum is een Amerikaans filosofe. Ze is met name geïnteresseerd in klassieke filosofie, politieke filosofie en ethiek.

Gedurende de jaren 80 werkte ze samen met de econoom en Nobelprijswinnaar Amartya Sen op het vlak van economische ontwikkeling en ethiek. Samen staan zij de ‘vermogensbenadering’ (capability approach) voor. Zij beschouwen ‘vermogens’ (in de zin van mogelijkheden) zoals de mogelijkheid hebben om oud te worden, om deel te kunnen nemen aan het economisch verkeer of aan de politiek als de basisvoorwaarde waarop ontwikkeling kan plaatsvinden.
Het begrip armoede krijgt hierdoor ineens een andere betekenis, namelijk het ontnomen zijn van deze (fundamentele) mogelijkheden. Dit staat in contrast met de algemenere definitie van ontwikkeling, waarbij enkel gekeken wordt naar de groei van het BNP, en van armoede, als het ontberen van inkomen.
Het is een (moreel) universalistische benadering die tegenover een relativistische benadering van ontwikkeling staat. Veel van haar werk komt voort uit het gedachtegoed van Aristoteles.

Terwijl Sen de menselijke vermogens toepast op de economie doet Nussbaum dat op de filosofie en de politiek. In dit kader werkte ze een minimale theorie van sociale rechtvaardigheid uit.
Daarmee treedt ze in de voetsporen van Kant en Rawls. Nussbaum behoort tot de klassiek liberale denkers. Zij vertrekt vanuit de kantiaanse gedachte dat iedere mens een doel op zich is en geen middel. Voor haar is het individu het primaire subject binnen de politieke rechtvaardigheid.

Nussbaum heeft haar mogelijkhedenbenadering ook gebruikt bij haar herinterpretatie van John Rawls’ A Theory of Justice. In haar ogen krijgt Rawls vrijheidsprincipe pas betekenis als het wordt uitgedrukt in termen van vrijheden en mogelijkheden gebaseerd op de persoonlijke en sociale omstandigheden. Op dezelfde manier kan ook ongelijkheid worden uitgedrukt in termen van mogelijkheden.

Nussbaum heeft deze theorie samen met Amartya Sen ontwikkeld, als alternatief voor de rechtvaardigheidstheorie van John Rawls. Nussbaum en Sen gaan ervan uit dat ieder mens recht heeft op een minimumniveau van tien vermogens. Met deze tien vermogens moet elke mens in staat zijn volwaardig te functioneren: leven, lichamelijke gezondheid, lichamelijke onschendbaarheid, zintuiglijke waarneming, verbeeldingskracht en denken, gevoelens, praktische rede, sociale banden, andere biologische soorten, spel en vormgeving van de eigen omgeving.[1] Nussbaum beargumenteert deze keuze van tien vermogens niet. Ze erkent dat de lijst een hoog intuïtief karakter heeft. Een samenleving die deze rechten en vrijheden niet kan garanderen aan haar burgers is volgens haar geen volledig rechtvaardige samenleving.

De breekbaarheid van het goede: geluk en ethiek in de Griekse filosofie en literatuur. Een geslaagd of gelukkig leven is, door binding aan anderen, hindernissen van feitelijke omstandigheden en de eigen passies, afhankelijk van zaken die buiten onze controle liggen. Nussbaum onderzoekt hoe in de oud-Griekse filosofie op dit gegeven wordt gereageerd.

Ze onderscheidt twee strategieën om met deze kwetsbaarheid om te gaan:

Over sociale rechtvaardigheid. In dit boek doorbreekt Nussbaum de traditionele scheiding tussen recht en ethiek door het thema van de rechtvaardige samenleving tegelijkertijd rechtsfilosofisch en sociaal-ethisch te doordenken. Zij denkt in de lijn van het sociaal contract (of maatschappelijk verdrag): een denkmodel waarin redelijke mensen met elkaar als het ware per contract vastleggen dat in de toekomst niet bruut geweld of bedrog maar wetgeving de samenleving zal bepalen. In de lijn van haar leermeester John Rawls constateert zij drie grote onrechtvaardigheden in de hedendaagse wereld: de achterstelling van gehandicapten, die van derde wereld volken en die van dieren. Het is een geleerd, een actueel en prikkelend boek. Deze vertaling maakt het werk van Nussbaum voor een veel breder publiek toegankelijk en levert een wezenlijke bijdrage aan het debat over een rechtvaardige(r) wereld.

Grensgebieden van het recht is een kritiek op de westerse traditie van het sociaal contract, met name op het werk van John Rawls. Rawls heeft zelf aangegeven dat de drie onrechtvaardigheden buiten het bestek van de sociale rechtvaardigheid vallen. Hij richt zich op de ‘doorsnee’ burger van de ontwikkelde democratische landen.
De drie groepen achtergestelden hebben niet dezelfde sociale- en burgerrechten als de ‘doorsnee’ burger, maar zijn aangewezen op hun mededogen en welwillendheid.
Nussbaum geeft in haar kritiek op Rawls aan dat met deze tekortkoming zijn hele rechtvaardigheidstheorie faalt, dat er iets wezenlijk mis is met Rawls’ theorie. Ondanks de bewondering voor Rawls verwerpt ze zijn theorie en vervangt het door een andere. Volgens Nussbaum zit het probleem in Rawls’ ‘sluier van onwetendheid’, waarbij Rawls uitgaat van een globale gelijkheid van de contractanten. Daardoor vallen gehandicapten, armen en dieren buiten de boot. Zij denkt het probleem op te kunnen lossen met een nieuwe theorie die ze samen met Amartya Sen ontwikkelde: de ‘vermogensbenadering’ (capability approach).

Mogelijkheden scheppen: een nieuwe benadering van de menselijke ontwikkeling: Nussbaum hoort tot de belangrijkste vertegenwoordigers van een groeiende groep deskundigen die het onzin vinden de ontwikkeling van een land af te meten aan economische maatstaven zoals het bruto-nationaal product, de enige maatstaven waar instellingen als de Wereldbank en het IMF – van zo een cruciaal belang voor ontwikkelingslanden – van uitgaan.
De ontwikkeling van een land – of liever zijn bevolking – hangt meer af van de mogelijkheden die individuen hebben, die beslissend zijn voor de kwaliteit van het menselijk leven. Dit boek gaat hier diep op in, noemt standaarden, geeft voorbeelden. Geen lichte kost, wel heel dicht bij het leven zelf. Niet alleen van belang wegens de inhoud, maar vooral vanwege de enorme invloed van dit concept op zowel ontwikkelingslanden als de ontwikkeling van de bevolking in zogenaamde ontwikkelde landen.