laatste wijziging: 01-11-2017

923E Homo Sapiens: NAWOORD

Het dier dat een God werd.

70.000 jaar geleden was Homo sapiens nog een onbeduidende diersoort die zo’n beetje zijn eigen gangetje ging in een uithoek van Afrika. In de millennia daarna veranderde hij zichzelf in de absolute heerser van de planeet en de grootste nachtmerrie van het ecosysteem.
Nu staat hij op het punt om een god te worden, klaar om niet alleen de eeuwige jeugd te verwerven, maar ook het goddelijke vermogen om te scheppen en te vernietigen. Helaas heeft het sapiens regime op aarde tot dusver weinig voortgebracht om trots op te zijn. We hebben onze omgeving naar onze hand gezet, de voedselproductie opgekrikt, steden gebouwd, wereldrijken gevestigd en wijdvertakte handelsnetwerken opgezet.
Maar hebben we het leed in de wereld ook verminderd? Keer op keer is gebleken dat grote uitbreidingen van de menselijke almacht het welzijn van individuele sapiens niet per se ten goede kwamen en meestal gigantisch veel ellende betekenden voor andere dieren. De laatste paar decennia hebben we eindelijk wat serieuze vooruitgang geboekt op het terrein van de menselijke levensomstandigheden. Er zijn minder hongersnoden, epidemieën en oorlogen.
Maar de situatie van andere dieren verslechtert sneller dan ooit en de verbeteringen op het menselijke vlak zijn te recent en te wankel om ze al voor lief te nemen. (445)

Daar komt bij dat we, ondanks de verbluffende dingen waartoe de mens in staat is, nog steeds niet helemaal zeker zijn van onze doelen en net zo ontevreden lijken als altijd. We zijn van kano’s overgestapt op stoomschepen en daarna op spaceshuttles, maar niemand weet waar we naartoe gaan. We zijn machtiger dan ooit, maar hebben nauwelijks een idee we met al die macht aan moeten. Erger nog, de mensheid lijkt onverantwoordelijker dan ooit. Als selfmade goden met de wetten van de natuurkunde als ons enige gezelschap hoeven we aan niemand rekenschap al leggen. We richten de ene na de andere ramp aan onder onze collega – dieren en het ecosysteem waarin we leven, terwijl we weinig meer najagen dan ons eigen comfort en amusement, zonder ooit ergens content mee zijn.

Bestaat er iets gevaarlijkers dan ontevreden, onverantwoordelijke goden die niet weten wat ze willen? (446)